Interview met Susan Haack
Bron: Trouw (de Verdieping)
Afbeelding:  Een Europese telescoop in Chili. © EPA (via Trouw)
Door: Willem Schoonen
Datum: 18 maart 2017



INTERVIEW
Filosofe Susan Haack keert zich tegen overschatting van de wetenschap, en tegen perverse, academische prikkels.

Ze schreef vijftien jaar geleden een boek dat ‘Defending Science’ heette, vooral uit zorg over de antiwetenschappelijke tendensen in haar land, de Verenigde Staten. Nu maakt ze zich zorgen over de keerzijde: een heilige status van de wetenschap, die uiteindelijk het antwoord zou vinden op alle vragen. De van oorsprong Britse Susan Haack (71), hoogleraar filosofie en recht aan de universiteit van Miami, heeft tussen twee lezingen op de Vrije Universiteit in Amsterdam tijd om haar ommekeer toe te lichten.

Veel autoriteiten en instituten zijn van hun voetstuk gevallen en hebben aanzien verloren: politici, rechters, politieagenten, artsen en media. Maar wetenschap geniet nog altijd veel aanzien. Is dat niet terecht?

“Als mensen het woord wetenschap horen, denken ze: dan zal het wel waar zijn. ‘Science’ is synoniem van degelijk, betrouwbaar; good stuff. Als je met een bewering komt, vragen mensen: heb je daar wetenschappelijk bewijs voor? En dan bedoelen ze: heb je daar góéd bewijs voor? Dat is niet hetzelfde.

“Ik zou mensen graag een lesje geven. Er is veel wetenschappelijke kennis die goed gefundeerd is. Dat wil niet zeggen dat die waar is; het betekent dat die kennis waarschijnlijk niet onwaar zal blijken. Daarnaast is er wetenschappelijke kennis die redelijk goed onderbouwd is, maar een goede kans loopt weerlegd te worden.”En dan zijn er de briljante ideeën die wetenchappers net hebben gekregen. De meeste daarvan zullen onzin blijken. Maar pas over tien of twintig jaar weten we welke.”

U maakt zich zorgen over een wetenschap die haar hand overspeelt en denkt antwoord te kunnen geven op alle vragen. Een idee dat sciëntisme wordt genoemd. Wat heeft die zorg gevoed in de afgelopen vijftien jaar?

“Twee dingen: de ontwikkeling van nieuwe takken van wetenschap die veel opwinding hebben veroorzaakt, zoals de hersenwetenschappen en de evolutionaire psychologie (de biologische verklaring van menselijk gedrag, red.), én een nieuwe, agressieve vorm van atheïsme.

“We hebben eerdere vorm van sciëntisme gehad, zoals het idee dat de sociale wetenschappen uiteindelijk allemaal zouden opgaan in de natuurwetenschappen, dat alles fysisch verklaard zou worden. Maar wat we nu zien gaat veel verder; de wetenschappen lijken alle vragen te claimen, inclusief de morele waarden van de mens.

“Dat is onzin. Als we moeten besluiten of hier een dam moet worden aangelegd, kunnen economen de kosten en baten berekenen, ecologen kunnen de potentiële schade aan de natuur berekenen, maar ze kunnen niet zeggen wat goed of slecht is. Die afweging maakt de mens.

“Veel vragen die ooit buiten de wetenschap lagen, zijn door de wetenschap beantwoord. Dat is absoluut waar. Maar niet iedere vraag zal door de wetenschap worden beantwoord.

“De hersenwetenschappen bieden een fascinerende inkijk in de werking van ons brein. Maar ze zullen niet een compleet antwoord geven op de vraag wat het menselijk brein onderscheidt van het brein van een primaat, een mensaap. Omvang en complexiteit van de menselijke hersenen zijn belangrijke gegevens, maar ze zijn niet het hele verhaal. De ontwikkeling van taal en van sociale interactie zijn daarin even cruciaal.

“Het gaat om de trits brein-woorden-wereld. De samenhang daarin verklaren is het werk van filosofen, en niet van hersenwetenschappers die in hun vrije tijd gaan filosoferen.”

En dat nieuwe, agressieve atheïsme?

“Als je kritisch bent over de wetenschappen, en weerstand biedt aan sciëntisme, word je er onmiddellijk van verdacht een religieuze agenda te hebben. Een uitgesproken sciëntistische denker als Alex Rosenberg (Amerikaans filosoof, schrijver van ‘The Atheist’s Guide to Reality’, red.) vat onder de term ‘sciëntisme’ alles wat atheïsten verenigt. Onzin! We hebben een prima woord voor wat atheïsten verenigt, namelijk atheïsme.”

“Ik ben niet gelovig, maar ik weet dat er voor veel mensen waarde steekt in het geloof. Je gelooft of je gelooft niet, dat mag geen reden zijn elkaar naar beneden te halen. Het Engelse woord ‘bright’ in ‘bright people’, verstandige mensen, wordt tegenwoordig gebruikt om atheïsten aan te duiden. Vreselijk! Er zijn onder wetenschappers heel verstandige en gelovige mensen, en er zijn onder atheïsten heel domme mensen. Dit agressieve atheïsme maakt het hedendaagse sciëntisme gevaarlijk.”

In navolging van de Oostenrijks-Amerikaanse filosoof Gustav Bergmann, omschrijft u wetenschap als ‘the long arm of common sense’, gezond verstand in het kwadraat, zeg maar. Zo simpel is het?

“Wetenschap is meer dan gezond verstand, want onderzoek, theorievorming en bewijs moeten aan eisen voldoen. Maar het ligt wel in het verlengde van het gewone, alledaagse zoeken naar antwoorden op vragen. Vraag is wat wetenschap dan onderscheidt van dat zoeken van alle dag.

“Met de groei van de natuurwetenschappen in de negentiende eeuw, is men modellen gaan ontwikkelen voor wetenschappelijk denken. Wetenschap is een logisch proces, nietwaar? Dus wat is dan haar logica? Er kwamen inductionisten, deductionisten, bayesianen, en probabilisten; allemaal filosofen met verschillende modellen van wetenschappelijke logica. Al die modellen strandden. Niet omdat hun bedenkers dom waren, maar omdat het modellen waren.

“Vervolgens kwam er een reactie van psychologen, sociologen en historici, die begonnen te vermoeden dat wetenschap helemaal niet zo’n logische onderneming is. Dat de wetenschappelijke kijk op de wereld wordt bepaald door de ideeën en overtuigingen van de onderzoeker. Maar ook dat bleek niet te kloppen. Wetenschap is meer dan dat.

“De wetenschap heeft in de loop der eeuwen zijn methoden en technieken enorm verbeter. Maar de wetenschap kan niet toveren. Het blijft mensenwerk, met vallen, opstaan en je best blijven doen.

“Er is veel uitstekende wetenschap en er is slechte wetenschap. Een deel van mijn werk is het bestuderen van de kwaliteit van (wetenschappelijk) bewijs in rechtszaken. Geloof me: als je je daarin stort, kom je heel veel slechte wetenschap tegen.”

Hoe kunnen we ervoor zorgen dat er meer goede wetenschap komt en minder slechte?

“Daarvoor heb je twee soorten mensen nodig. Je hebt mensen nodig die weten wat goede wetenschap onderscheidt van slechte, mensen die het wetenschapsgebied kennen. En je hebt mensen nodig die weten hoe het wetenschappelijk bedrijf werkt. Het is een nobel streven de wereld om ons heen te begrijpen. De wetenschap heeft daarvoor de beste methode. Maar om het goed te doen, hebben onderzoekers de juiste prikkels nodig. En de universiteiten die we hebben gebouwd geven vooral verkeerde prikkels af.”

Wat is daar fout gegaan?

“Om wetenschappelijk onderzoek te doen heb je geld nodig. Veel geld, want de goedkope resultaten hebben we al lang en breed binnengehengeld. Je ziet nu dat in sommige disciplines wetenschappers de helft van hun tijd bezig zijn met het schrijven van subsidieaanvragen of het beoordelen van subsidieaanvragen van anderen. De helft van hun tijd! Verspilling!

“Op de universiteit hoor je steeds: ‘We hebben geld gekregen om dat en dat onderzoek te doen’. En zelden hoor je nog wat er uit dat onderzoek is gekomen. Het draait om het binnenhalen van geld. En onze universiteiten zijn erg duur geworden, vooral door de groei van het aantal managers.

“Mijn faculteit had ooit een decaan met één assistent. Nu heeft de decaan ik weet niet hoeveel assistenten. Geen idee wat die allemaal doen, maar ze hebben geen voeling meer met de praktijk van wetenschappelijk onderzoek.

“Om de kwaliteit te bewaken heeft de wetenschap een systeem van peer review (beoordeling door experts voorafgaand aan publicatie, red.). Maar dat systeem is totaal gecorrumpeerd. John Bohannon van Harvard universiteit, schreef een paar jaar geleden een nepartikel over een nieuw geneesmiddel tegen kanker, en diende dat in enigszins verschillende versies in bij 304 wetenschappelijke tijdschriften. Meer dan de helft van die tijdschriften accepteerde het artikel, hoewel iemand met basiskennis van de chemie had kunnen zien dat het onzin was.

“En dan heeft Bohannon ook nog alle tijdschriften terzijde geschoven die hem terugschreven dat ze het artikel graag zouden publiceren als hij zoveel dollar zou storten op een rekeningnummer in Bangladesh!

“Er zijn wetenschappelijke tijdschriften die toestaan dat auteurs zelf peers suggereren om hun artikel te beoordelen. Dat heeft geleid tot hele systemen met fake peers met fake e-mailadressen waarachter niemand anders schuil bleek te gaan dan de auteur zelf.

“Het wetenschapsbedrijf draait op de verkeerde prikkels. Het draait om de ranglijsten en om prestige. Iedereen claimt prestigieus te zijn. Ik haat het woord.”


Wie is Susan Haack?

Susan Haack (Groot-Brittannië, 1945) is hoogleraar filosofie en rechten aan de universiteit van Miami in de Verenigde Staten. Ze maakte naam met ‘Evidence and Inquiry’ (1993), waarin ze een kennistheorie ontvouwt die aansluit bij wat in de filosofie het pragmatisme wordt genoemd. Haack omschrijft zichzelf als een ‘passionate moderate’ en publiceerde een bundel essays onder die titel. Ze maakte in de VS school met haar onderzoek naar waarde en rol van getuigen-deskundigen en forensisch bewijs in de rechtszaal.